Wetenschap

Eén aspect van de ‘reformatie van manieren’ in de zestiende en zeventiende eeuw was de productie van een ontspanningslectuur die tot nadenken aanzette. Het genre was onder meer bedoeld om na gezamenlijke maaltijden scherpgeestige conversaties te bevorderen, eerder dan bijvoorbeeld drankwedstrijden. Het humoristisch œuvre van Richard Verstegen, die ook journalist en polemist was, behoort tot deze strekking. Verstegen (Londen c.1550 – Antwerpen 1640) was in feite een Engelsman, een Londenaar met een Gelderse grootvader. Maar als katholieke lekenactivist moest hij in 1581 zijn protestants geworden vaderland ontvluchten. Vanaf 1586 bracht hij de rest van zijn leven door in Antwerpen. Tot het einde bleef hij zich als Engelse vluchteling profileren, hoewel hij vanaf 1613 vooral in het Nederlands publiceerde.

Al in die tijd konden de ambachtslui, handelaars, advocaten en ambtenaren die tot Verstegens doelpubliek behoorden, zwaarmoedig worden van wat P.C. Hooft de ‘strakheit der daegelijksche bezigheden’ noemde. Daarom was Verstegens humoristisch werk ook medicinaal bedoeld: ‘Ghelijck rust nootsaeckelijck is tot lichamen die door arbeyt en travaillie vermoeydt zijn, soo is oock somwijlen enighe bequame recreatien tot den gheest en sinnen.’ Zo schreef hij ‘recreatieve’ bundeltjes met epigrammen, gefingeerde grafschriften, anecdotes, moppen in vraag- en antwoordvorm, en ‘characteren’. Deze laatste vormden toen een heel populair genre, dat evenwel ver terugging in de tijd. In de renaissance werd namelijk Theophrastus herontdekt, een leerling van Aristoteles. Naast fragmentarisch overgeleverde werken over de natuur en de filosofie schreef hij vooral een taxonomisch compendium over de plantkunde, en de Charakteres. Daarin typeerde hij de menselijke gebreken aan de hand van figuren als ‘de vrek’, ‘de ijdeltuit’ en ‘de lomperik’. Vanaf 1592 verschenen van dit werk verschillende vertalingen en ‘moderne’ navolgingen. De versie van Verstegen was de eerste in het Nederlands; ze verscheen voor het eerst in 1619.

De bedoeling is deels moralistisch: een overzicht geven van de deugden en gebreken die een bepaalde levenswijze typeren. Zo combineert de goklustige de geldlust van de vrek met de roekeloosheid van de verkwister. Hierbij gaat Verstegen verder dan zijn tijdgenoten in het ophangen van een omvattend maatschappijbeeld, van de prins en de raadsheer tot de bedelaar en de grafmaker. De characteren tussenin doorlopen alle ‘typen’ (in totaal honderd) die men in die tijd kon tegenkomen: de kok, de dief, de huisvrouw, de hovenier, de zeerover, de student, de dronkaard, de schilder, de ‘achterclapper’ enzovoort. Soms voert Verstegen negatieve stereotiepen op (bijvoorbeeld de calvinist, de jood, de zigeunerin), en soms is hij verrassend modern: de alchemist lijdt aan een obsessie; de voorspellingen van de almanakmaker (astroloog) zijn niet te vertrouwen, want ‘crijght hij gheloove in een weeck, hy verliest dat wederom in een ander’; de kwakzalver doet met zijn woorden meer goed dan met zijn drankjes; de ‘botterik’ slikt een kruidenmengsel in plaats van een arts te raadplegen... en wie rookt, maakt ‘zijn lichaem de schouw, dat nochtans ongheveeght moet blijven.’

Paul Arblaster

Lit.: J. Verberckmoes, Schertsen, schimpen en schateren: geschiedenis van het lachen in de Zuidelijke Nederlanden, zestiende en zeventiende eeuw, Nijmegen, 1998; P. Arblaster, Antwerp & the world: Richard Verstegan and the international culture of catholic reformation, Leuven, 2004.

Richard Verstegen, Scherp-sinnighe characteren. Oft subtijle beschrijvinghe van de proprieteyten oft eyghendommen van verscheyden persoonen
Antwerpen, Guilliam Lesteens, 1622
Exemplaar: Gent, Universiteitsbibliotheek, Her. 481